Over het algemeen kunnen we stellen dat katten de wereld op een veel meer sensorische manier ervaren dan mensen. Ze vertrouwen sterk op hun reuk-, gehoor- en tastzin, wat hen helpt om te overleven in hun natuurlijke omgeving en zich aan te passen aan verschillende situaties. Hun unieke zintuiglijke capaciteiten maken hen tot fascinerende en vaak zeer succesvolle roofdieren.
Hoewel katten een minder geavanceerd kleurenzicht en dieptebeoordelingsvermogen hebben dan mensen, compenseren ze dit met uitstekende aanpassingen aan verschillende lichtniveaus en een uitzonderlijke vaardigheid om bewegingen te detecteren. Het gezichtsvermogen van katten wordt gekenmerkt door een breder visueel veld, uitstekend nachtzicht dankzij het tapetum lucidum, goede afstandsinschatting en visuele scherpte en deze eigenschappen maken katten zeer goed aangepast aan hun omgeving als zeer efficiënte jagers, zelfs in omgevingen met weinig licht.
Nickolay Lamm is een bekende Amerikaanse onderzoeker en kunstenaar die vooral bekend staat om zijn werk op het gebied van visualisatie en wetenschapscommunicatie. Een van zijn opvallende projecten richtte zich specifiek op het visuele perspectief van katten.
In 2014 creëerde Nickolay Lamm een reeks afbeeldingen die de wereld tonen zoals katten die zouden zien. Hij baseerde zijn interpretaties op de beperkingen van het kattengezichtsvermogen, met een focus op hun beperkte kleurenzicht en andere visuele capaciteiten. Deze afbeeldingen gaven een fascinerend inzicht in hoe de wereld eruit zou kunnen zien door de ogen van een kat.
Door middel van zijn werk probeerde Lamm niet alleen te informeren over de visuele waarneming van katten, maar ook om mensen te laten nadenken over hoe verschillende dieren de wereld om hen heen ervaren. Het project diende als een creatieve manier om wetenschap en kunst te combineren, waarbij het publiek werd uitgedaagd om hun eigen perspectieven te heroverwegen.
Nickolay Lamm’s bevindingen over het zicht van katten benadrukken voornamelijk de beperkingen en unieke aspecten van hun visuele waarneming. Hij heeft aangetoond dat katten een beperkt kleurenzicht hebben, voornamelijk blauw en groen kunnen waarnemen, terwijl rood en roze verwarrend voor hen zijn. Bovendien heeft hij de nadruk gelegd op het vermogen van katten om goed te zien in omstandigheden met weinig licht, dankzij het tapetum lucidum, een reflecterend weefsel achter hun netvlies. Deze bevindingen illustreren hoe katten de wereld om hen heen op een unieke en soms verrassende manier ervaren.
Naast Nickolay Lamm hebben ook andere wetenschappers onderzoek gedaan naar het gezichtsvermogen van katten. Eén van de bekendste onderzoekers op dit gebied is Jay Neitz, een professor aan de Universiteit van Washington en een pionier in de studie naar het kleurenzicht van dieren, waaronder katten.
Jay Neitz en zijn team hebben ontdekt dat katten inderdaad een beperkt kleurenzicht hebben en voornamelijk gevoelig zijn voor blauw en groen licht, met minder gevoeligheid voor rood. Zijn onderzoek heeft bijgedragen aan een beter begrip van hoe het visuele systeem van katten werkt en hoe ze de wereld om hen heen zien.
Daarnaast hebben andere wetenschappers, zoals Paul E. Miller en Ronald H. Douglas, ook bijgedragen aan het begrip van het gezichtsvermogen van katten door middel van studies naar de anatomie en fysiologie van hun ogen, evenals hun gedrag in relatie tot visuele prikkels.
Visueel veld:
Het visuele veld van katten is breder dan dat van mensen. Terwijl mensen een gezichtsveld hebben van ongeveer 180 graden, hebben katten een gezichtsveld van ongeveer 200 graden. Dit betekent dat katten een groter perifeer zicht hebben en meer kunnen zien aan de zijkanten zonder hun hoofd te draaien.
Hoewel katten een breder gezichtsveld hebben, hebben ze minder binoculair zicht in vergelijking met mensen, wat betekent dat ze minder goed zijn in het beoordelen van diepte en afstand.
Nachtzicht:
Katten zijn nachtdieren en hebben uitstekend nachtzicht. Dit wordt mogelijk gemaakt door het tapetum lucidum, een reflecterend weefsel achter het netvlies dat het licht dat door de ogen is gepasseerd, terugkaatst. Hierdoor wordt het licht dat beschikbaar is in de omgeving ‘s nachts beter benut, waardoor katten zelfs bij weinig licht goed kunnen zien.
Het tapetum lucidum zorgt ook voor de kenmerkende gloed in de ogen van katten wanneer er licht op schijnt, zoals bijvoorbeeld bij het gebruik van een zaklamp in het donker.
Tapetum Lucidum:
Het tapetum lucidum is een reflecterend weefsel achter het netvlies van katten, dat bestaat uit lichtgevoelige cellen. Het fungeert als een soort spiegel, waardoor het licht dat door de ogen is gepasseerd, wordt teruggekaatst en opnieuw door de retina wordt gepasseerd, waardoor de lichtgevoeligheid wordt verhoogd.
Dit reflecterende weefsel verbetert het nachtzicht van katten aanzienlijk, waardoor ze zelfs bij weinig licht goed kunnen zien. Het is een belangrijk evolutionair kenmerk dat hen helpt te jagen en zich ‘s nachts te oriënteren.
Afstand en visuele scherpte:
Hoewel katten minder binoculair zicht hebben dan mensen, hebben ze nog steeds een goed vermogen om afstanden in te schatten, vooral op korte afstanden. Ze kunnen bijvoorbeeld nauwkeurig springen en objecten grijpen.
De visuele scherpte van katten is ook indrukwekkend. Hoewel ze misschien niet dezelfde details kunnen zien als mensen, kunnen ze bewegende objecten op grote afstand detecteren en nauwkeurig volgen, wat hen helpt bij de jacht.
Foto: Nickolay Lamm/MyDeals.com
Foto: Nickolay Lamm/MyDeals.com
Kleurzicht:
Katten hebben een beperkt kleurenzicht in vergelijking met mensen. Ze hebben voornamelijk kegelcellen die gevoelig zijn voor blauw en geel licht, met minder gevoeligheid voor groen en rood. Hierdoor zien katten de wereld voornamelijk in tinten van blauw en geel, met minder onderscheid tussen andere kleuren. Dit heeft invloed op hoe ze hun omgeving waarnemen en objecten onderscheiden. De visie van een kat vertoont gelijkenissen met die van een kleurenblinde mens. Ze kunnen tinten dus blauw en groen waarnemen, maar rood en roze zijn vaak verwarrend voor hen. Voor katten lijken deze kleuren meer groenachtig, terwijl paars eerder blauw.
In tegenstelling tot mensen hebben katten niet de behoefte om kleuren te onderscheiden om voedsel te vinden. Hun visuele systeem is meer gericht op het detecteren van beweging en het inschatten van afstanden, wat essentieel is voor het jagen.
In het wild spelen kleuren dus een minder belangrijke rol voor katten dan voor mensen. Ze zijn meer geïnteresseerd in de vorm en beweging van potentiële prooien dan in hun kleur. Dus terwijl mensen kleuren kunnen gebruiken om de rijpheid van fruit te beoordelen of om giftige planten te vermijden, hebben katten deze behoefte niet en zijn hun visuele vermogens vooral afgestemd op het jagen en overleven.