Het is belangrijk om je als mens in de verschillende ontwikkelingsfases te verdiepen zodat je je kameraad beter begrijpt.
Bovendien is het een feit dat een pup veel leert van zijn ouders en dat wij een deel van die taak op ons moeten nemen. Want onze hond is het resultaat van zijn genetisch materiaal én van de invloeden van zijn omgeving.
Een goede stamboom is geen garantie op een leuke hond als hij niet goed opgevoed werd. Een hond is geen machine waarin alles mooi geprogrammeerd is, het is een wezen dat leert en ervaart. Hij staat open voor de dingen in zijn omgeving. Hij kan zich aanpassen aan verschillende (levens)omstandigheden.
De hieronder beschreven periodes en de typische ontwikkelingen en gedragingen maken het voor ons mensen helder. De fases zijn niet op een dag nauwkeurig te bepalen en verschillen van hond tot hond. Bovendien gaat de ene fase geleidelijk over in de andere.
Heb je zelf recent een pup in huis gehaald, of zelfs een oudere hond (geadopteerd?)… dan raden we onze challenge aan: in 8 weken een geweldige pup in huis.
De bevruchting
In het wild plant het merendeel van de teven zich niet voort, omdat ze geen alfavrouwtje (de partner van de leider) zijn.
Als mensen hen dwingen om zich voort te planten zijn het vaak teven die de verantwoordelijkheid van een nest niet aankunnen en afwijkend gedrag zoals agressie en paniek vertonen.
Vaak zijn mensen verbaasd als een loopse teef en een reu niet paren. Behalve het feit dat de teef de verantwoordelijkheid niet aankan, kunnen daar nog andere redenen voor zijn: de honden voelen zich niet op hun gemak, de teef of de reu is niet gezond genoeg of het is nog niet het juiste moment om te paren. Een veel voorkomende reden is ook dat het niet klikt tussen de teef en de reu en daar kunnen wij als mensen niet veel aan veranderen. Wij kiezen onze partner toch ook zelf?!
Week 1 en 2: geboorte en vegetatieve fase
De draagtijd van de meeste rashonden schommelt tussen 63 en 65 dagen. Vanaf dag 30 is de teef de baas over de reu.
Als de pups geboren worden is hij er om haar van voedsel te voorzien en om het nest te verdedigen. Later zal hij de pups mee helpen opvoeden. Omdat vooral de reu de bewaking van het nest op zich neemt, zal de teef zich daar veel minder mee bezighouden.
Aangezien een hond een wezen is dat nog dicht bij de natuur staat, maakt het niet uit in welke temperatuur ze geboren worden. De pups groeien sterk en gezond op, ook als het koud is. Voor de teef is het een enorme krachtinspanning om te bevallen en het is goed dat de pups met tussenpozen komen, zodat de teef de pups kan schoonlikken, de navelstreng doorbijten, de nageboorte opeten en even bekomen tot de volgende pup geboren wordt. Zes pups is een normaal aantal in een tijdspanne van ongeveer twee uur. Met een kreet worden de pups geboren. Ze willen een tepel en beginnen dadelijk krachtig te zuigen.
Het geven van een pootje wanneer honden iets willen van mensen is waarschijnlijk ontstaan uit het gebaar dat pups maken wanneer ze melk willen: ze trappelen dan met hun pootjes tegen de borst van de moeder. Als een pup dat gebaar niet maakt, dan is er iets mis en wordt het vaak door de moeder doodgebeten of genegeerd, zodat het uiteindelijk toch sterft. Wij vinden dit grof en doen vaak alles om een ongezonde pup in leven te houden, uit medelijden maar ook uit winstbejag (als fokker), omdat je er dan eentje meer kan verkopen. Maar als het lichaam of het gedrag in het begin al niet goed is, hoe zal het dan in de toekomst zijn?
Pups worden met de ogen en oren dicht geboren en ze zijn 100 procent afhankelijk van de moederteef. Ook voor het ontlasten helpt de moeder hen door hen op de buik te likken. Ze kunnen zich auditief uitdrukken met gepiep, zodat ze bijvoorbeeld kunnen klagen als er iets niet goed is. De moeder reageert daar normaal onmiddellijk op.
Verder zijn pups ook in staat om te kruipen, ze moeten zich immers kunnen voeden om zo te groeien. Ze kruipen nooit in een rechte lijn, alleen in een kring zodat ze de weg niet kwijtraken.
Pups verdriedubbelen hun oorspronkelijke gewicht. De hersenen van een volwassen hond van dertig kilo zijn bij de geboorte slechts 10 cm³ groot. Ze zullen uitgroeien tot ongeveer 100cm³.
De hersenen van pups worden al beïnvloed van voor de geboorte. Onderzoek heeft aangetoond dat wanneer de moeder tijdens haar zwangerschap stress heeft (het stresshormoon corticosteroïden), de pups minder leervermogen hebben en vaak erg emotioneel reageren.
Het nest is een plaats waar het zacht, warm (de pups kruipen tegen elkaar aan) en veilig is. Ze hebben niet echt behoefte aan sociaal contact of contact met de omgeving. Ze leiden een bijna onbewust bestaan, net als toen ze nog in de buik van hun moeder zaten.
24u na de geboorte neemt de reu ook deel aan de opvoeding, dan gebeurt de inprenting: pups richten zich op het eerste bewegende voorwerp dat hun zintuigen prikkelt.
De inprenting kan gebeuren op ouders, soortgenoten, mensen en soms ook andere huisdieren zoals katten die nieuwsgierig komen kijken naar de pups.
Persoonlijk vind ik het ook al nuttig om de pup eens op te pakken en aan een heel kleine hoeveelheid stress bloot te stellen. Ik ben ervan overtuigd dat het hen later minder angstig maakt en meer zelfvertrouwen geeft, zodat ze beter bestand zijn tegen stress en problemen.
Week 3: overgangsfase
Vanaf de dag 13 gaan de ogen en de gehoorgangen open en vanaf dag 17 kunnen pups zien.
Tijdens de overgangsfase gaan ze hun nestgenootjes en directe omgeving actief ontdekken. Als ze even buiten het nest gaan, speelt de reu ruw met hen om te leren dat alleen het nest veilig is en om actieve onderwerping (zichzelf op de rug gooien en muisstil blijven liggen) en respect aan te leren.
Het is een gouden hondenregel dat je moet doen zoals de ouderen als je wilt dat ze je respecteren. De teef en de reu geven bijvoeding door halfverteerd voedsel terug op te braken in het nest. Vandaar het bedelgedrag en het likken van de mondhoek als de ouders terug komen. Hetzelfde zullen ze ook bij mensen doen.
Challenge: in 8 weken tijd een fantastische pup (of hond) in huis!
In deze 8-weken-durende challenge dagen we je uit om echt aan de slag te gaan met je pup of nieuwe hond.
In die 8 weken geven we je elke week een uitdaging om rond te werken. Zo maak je een fijne start met je nieuwe hond.
Week 4 tot 16: de gevoelige fase
Wat een pup tijdens deze fase leert, zal het altijd onthouden.
Maar het omgekeerde geldt ook: wat het niet leert, zal het later heel moeilijk nog kunnen aanleren. Een minimum aan ervaring tijdens deze periode heeft een maximum aan effect op latere leeftijd.
De gevoelige fase kan opgedeeld worden in een aantal subfases.
De inprentingsfase (vanaf de derde week maar vooral van de 4de tot de 7de week)
Inprenting is een zeer snel leerproces, zonder beloning of straf.
Wat de pups op dat moment leren, vergeten ze nooit meer.
Op het einde van deze fase zijn de zintuigen volledig ontwikkeld en slapen de pups niet meer zo veel.
Pups kunnen hun eigen lichaamstemperatuur op peil houden.
Het sociaal gedrag (elkaar dingen aanleren, communiceren, onderhandelen, leren door observatie en imitatie enzovoort) begint zich te ontwikkelen: kwispelen, staart tussen de benen, borstelen…Vanaf dan zal hun aandacht ook visueel op de moeder gericht zijn. En ze leren van haar door middel van observatie en imitatie. Ze leren ook dat hun moeder gehoorzaamt aan de mens.
Bovendien neemt de fokker heel wat belangrijke taken op zich, zoals het schoonmaken van het nest, het geven van eten, spelen enzovoort… Dat is belangrijk voor de komende weken en de rest van hun leven.
De pups zullen zich ook wat verder van het nest begeven om de omgeving te verkennen (maximum 50 meter).
De inprentingsfase wordt gekenmerkt door nieuwsgierigheid en leergierigheid. Alles wordt onderzocht en op alles wordt gekauwd. Aanraking is het belangrijkste, ook met mensen. Wat ze tijdens deze periode te eten krijgen, kennen ze ook het best in een latere periode. Ze moeten immers ook leren wat eetbaar is en wat niet. Deze periode wordt ook wel eens de primaire socialisatie genoemd.
De socialisatiefase (vanaf de 3 de week maar vooral van de 8ste tot de 12de week)
Deze fase is een langzamer leerproces waarin er kennis wordt gemaakt met prikkels, voorwerpen en situaties. Herhaling is noodzakelijk.
De moeder zal, zo rond de vierde of vijfde levensweek, vaker weglopen van de pups die willen drinken. Op die manier maakt ze een einde aan hun totale afhankelijkheid en geeft ze het startschot voor een sociaal leven waarin ze moeten leren opkomen voor zichzelf, onderdanig zijn, rangorde respecteren enzovoort.
In het wild brengen de ouders kleine levende prooien mee zodat het jachtinstinct van de pups ontwikkeld wordt. Onze honden doen dat dat niet meer, maar de ouders zullen hun pups wel eerst laten eten, tot ze genoeg hebben.
De pups strijden onderling voor het voedsel en dat is al een eerste sociale indicatie. Ze leren om zo voor hun rechten op te komen.
Er zijn ook steeds meer gevechtsspelletjes waarin elke pup de rol van zowel winnaar als verliezer krijgt. Hierdoor leren de pups enerzijds om te winnen en anderzijds om zich over te geven en om de eigen kracht te kennen en te beheersen.
Het is ook belangrijk dat je als mens leert dat je handen niet gemaakt zijn om in te bijten. De spelletjes met de vader gaan ook door; hij test de pups en maakt ze hun plaats duidelijk. De pups erkennen zijn autoriteit door bijvoorbeeld te likken en pootje te geven. Het is heel belangrijk om in deze fase aan de socialisatie van geluiden, voorwerpen, andere rassen en mensen te werken.
Als mens moet je ervoor zorgen dat de omgang met de pups plezierig is en dat je fouten kunt voorkomen. Want net zoals ze dat bij hun vader doen, zullen de pups ook hun baasjes uittesten. Dat betekent dat we ze altijd in het oog moeten kunnen houden. Wanneer dat niet kan, dan moeten we ze in hun nest zetten.
Als je iets van een jonge hond gedaan wil krijgen, dan lukt dat alleen met een beloning, of beter gezegd, met wat hij als een beloning ervaart.
Tijdens deze periode wordt de basis gelegd voor de band tussen mens en hond.
Een grote verantwoordelijkheid ligt bij de fokker want daar verblijft de pup de eerste acht weken van zijn leven.
Vanaf zeven à acht weken is een pup al op ontdekking en vanaf twaalf weken treedt de angstfase op (die fase komt nog eens terug na ongeveer zes maand).
Dus op alles waaraan ze wennen tijdens de eerste gevoelige fase kunnen ze opnieuw angstig reageren tijdens de tweede gevoelige fase. Het is daarom belangrijk om daar als eigenaar en fokker rekening mee te houden.
Je kan het best nog een tweede socialisatieperiode inbouwen wanneer je hond ongeveer zes maanden oud is, waarbij je hem aan verschillende prikkels, voorwerpen en situaties blootstelt.
Let daarbij op dat hij de kans krijgt om zelf aan die dingen te wennen en om zelf zijn eventuele angsten (opnieuw) te overwinnen.
Habituatie of gewenning aan iets of iemand kan dus het hele leven door gebeuren, socialisatie aan mensen, personen en voorwerpen niet. Wanneer een hond weinig of niet gesocialiseerd wordt, zal hij tijdens zijn latere leven ook minder wennen aan nieuwe dingen.
Een gouden regel bij socialisatie en habituatie is de volgende: het fenotype (of het gedrag) bestaat uit het genotype (of het genetisch materiaal) en de omgeving (of het milieu). De opvoeding van de hond, de socialisatie en de ervaringen die hij opdoet zijn minstens even belangrijk als het genetisch materiaal dat de hond bij zijn geboorte meekreeg.
De rangordefase (vanaf de 7de week maar vooral van de 13de tot de 16de week)
Door een bepaald gedrag te vertonen, naar aanleiding van prikkels in de omgeving, gaan de pups hun plaats in de roedel herkennen en innemen.
Het ene ras is vroeger rijp dan het andere en de periode is moeilijk te onderscheiden. Rangorde heeft te maken met psychologisch overwicht (bijvoorbeeld ervaring) en niet noodzakelijk of alleen met lichamelijk overwicht.
Bij honden van hetzelfde nest wordt de rangorde bepaald door spel, bij onbekende honden door een (schijn)gevecht.
Als we onze rang als mens willen bepalen is het verstandig om tijdens deze fase de reu na te doen. Speel jacht- en prooispelletjes, want het is voor de pups geen spel meer, maar een oefening en een rang gebonden aangelegenheid.
Zorg dat je de spelletjes afwisselt, om verveling tegen te gaan maar ook om te voorkomen dat de pups denken dat ze het niet goed hebben gedaan.
Oefen en speel ook niet langer dan een kwartier. In deze fase ligt de nadruk niet meer op het eigen kunnen, maar op het groepsgebeuren.
Vanaf nu kunnen we alle aandacht besteden aan een gouden regel: alles waarvan we willen dat de hond het leuk vindt, maken we leuk; alles waarvan we willen dat hij het niet leuk vindt, maken we onprettig.
Belangrijk om te onthouden is dat ook na de socialisatiefase het aangeleerde gedrag af en toe moet worden bekrachtigd om uitdoving te voorkomen.
Dit werd aangetoond door een test waarin jonge wolven, na goed gesocialiseerd te zijn bij de mens, werden teruggezet in een groep wolven die nauwelijks met mensen in contact kwam.
De goed gesocialiseerde wolven reageerden na een tijd op dezelfde wijze op de mens als hun soortgenoten die niet gesocialiseerd waren, namelijk met vluchtgedrag.
Ook van honden is bekend dat hun verbondenheid met de mens verbroken kan worden als ze na een goede socialisatie, op een leeftijd van drie à vier maanden, in een kennel worden geplaatst.
Dit verschijnsel noemt men desocialisatie of verlies van socialisatie.
Denk bij een hond niet aan leiderschap en dominantie maar aan ouderschap.
In een roedel wolven of honden mag een pup tot die leeftijd heel veel mispeuteren voordat een volwassen hond zal ingrijpen. Geweld is dus niet nodig. Waarom zou je een kleine, vaak weerloze pup vrezen?
Natuurlijk moet de pup de regels respecteren, maar niet alles kan in een keer geleerd worden en het wordt zeker niet geleerd met straf en geweld, zoals bijvoorbeeld bij het nekvel pakken en door elkaar schudden. De pup zal dan alleen maar angstig worden, je ontlopen, of stress krijgen.
Een pup vertrouwt je als hij bij je komt en verwacht liefdevolle en geduldige mensen rondom zich, net zoals zijn ouders. Behandel je pup zoals je jouw eigen kinderen behandelt: liefdevol en met respect en geduld.
Koop alsjeblieft je pup niet bij broodfokkers! Ze worden te jong van de moeder weggehaald en zijn daardoor in hun sociaal leren niet ontwikkeld. Bovendien zijn ze vaak ziek, komen ze van een slechte bloedlijn en zijn ze niet gesocialiseerd. Het is een zielig zicht als je de arme stakkers in de winkel achter het venster ziet zitten, of in een houten bak met z’n allen bij elkaar, maar zolang wij ze kopen, blijft er een markt voor en gaat de verkoop van deze sukkelaars door. Koop dus nooit (meer) een pup in een winkel of in een puppyfarm, waar bijna alle rassen verkocht worden en waar ze in bakken bij elkaar of achter een venster zitten.
Als je gaat kijken naar een nest bij mensen thuis, bij een fokker of in het asiel, denk dan rustig na over je beslissing want een hond haal je in huis voor het leven. Een hond kopen is geen modetrend. Je moet jezelf een aantal vragen stellen voordat je een hond koopt. Past het karakter, ras, instinct enzovoort wel bij jouw gezin? Doe je het niet uit medelijden of om andere verkeerde redenen? Kan je huidige hond met de nieuwe om?
Zet eventueel afspraken op papier met de verkoper voor je betaalt. Het is belangrijk dat het dierenpaspoort in orde is en dat alle inentingen en de ontworming gebeurd zijn. Laat de verkoper over zijn honden spreken en voel aan of het goed zit. Kijk ook hoe hij de pups en eventueel andere honden die er aanwezig zijn behandelt. En let erop of de moeder aanwezig is, dat is een must bij pups, want dan kun je haar karakter bekijken.
Week 12 tot 24: de juveniele fase
Tijdens de juveniele periode zal het (sociale) gedrag van de pups volwassen vormen aannemen.
Een jonge hond van 16 weken komt binnen, al bijtend in en trekkend aan de hondenlijn. De eigenaar klaagt over het onstuimige gedrag van haar pup en over het feit dat de pup ook al durft grommen naar haar. ‘Wat doe je met zo’n kleine duivel in huis? Was het wel het juiste ras? Hoe leer je deze hond alles aan?’
Tijdens mijn puppylessen en -party’s krijg ik vaak vragen over verschillende onderwerpen in verband met puppy’s. Vaak hebben de mensen er zichzelf al een beeld over gevormd door iets wat ze gelezen of gehoord hebben van vrienden, familie, de dierenarts… Soms blaas ik dan kaartenhuisjes omver. Ik tracht wel altijd uit te leggen vanwaar mijn theorie komt. Laat ons je meest gestelde vragen overlopen.
– Tot welke leeftijd is een hond een pup? Persoonlijk vind ik dat je vanaf ongeveer zestien weken, dus vier maanden, en zeker na vijf tot zes maanden je pup als een hond mag beschouwen.
– Wanneer mag ik mijn hond uit het nest mee naar huis nemen? Ik ben van mening dat een pup bij zijn moeder moet blijven tot hij minimum acht weken oud is. Sommigen zeggen nog langer (tien, twaalf of zelfs zestien weken), maar daar spreek ik mij niet over uit omdat ik vind dat er nog niet genoeg onderzoek naar gedaan is. Alles heeft zijn voor- en nadelen. Natuurlijk, als de pup uit een winkel komt, is hij daar het best zo snel mogelijk weg, ook al is hij maar 3 weken!
– Wat is socialisatie? Socialisatie heeft tot doel sociaal te functioneren binnen een groep. Weten wat kan, mag en niet kan. Het is belangrijk te socialiseren op allerlei soorten honden, mensen, omgevingen en geluiden en om dit te doen in zowel de socialisatieperiode als in de angstfase.
– Hoe kan ik het best omgaan met prooigedrag? Het is heel goed voor je pup om hem tussen bijvoorbeeld kippen of konijnen te laten lopen, zodat hij leert dat deze dieren geen prooien zijn, ook niet als ze gaan lopen.
– Waarom bijt mijn pup in de hondenlijn? Mogelijke oorzaken voor dit gedrag kunnen zijn: te lange wandeling, beloning in het verleden om de lijn in de mond te nemen (‘want dat is schattig’), trekspel, er zit druk op de lijn (door het trekken) en de pup wil dat dit ophoudt, protest tegen de beperking van de vrijheid, de pup wil niet in de hand bijten van de eigenaar en bijt daarom in de lijn, uit verveling… Om het gedrag op te doen houden moet je het proberen te voorkomen en indien nodig de pup een time-out geven.
– Waar kan ik terecht voor inentingen en ziektes? Daarvoor kun je terecht op puppypartys die regelmatig door dierenartsen en gedragstherapeuten worden georganiseerd. Je leert er veel over basisopvoeding, voeding en alles wat met inentingen en ziektes te maken heeft.
1 commando voor je hond per week challenge (14 weken)
Begin elke week met je hond een nieuw commando aan te leren op een moderne, positieve manier.
De hondenschool bij je thuis, wanneer het jou uitkomt.
Maand 5 tot 6: de ordefase
Onder de jonge dieren van een nest is de taak en de werkverdeling vastgesteld. Kenmerkend voor deze fase is dat de jonge hond op zwerf- en jachttochten wil gaan.
Onze honden blijven in zekere zin in deze fase steken, want in plaats van hem zelf zijn eten te laten zoeken, brengen we het naar hem toe. Hij blijft ook zijn hele leven bij ons en sticht hij geen eigen roedel, zoals dat wel het geval is in het wild.
Het is belangrijk om de hond dingen te blijven leren, te blijven spelen en om duidelijk taken af te spreken.
Het woord roedelleider kan je ook verplaatsen door het woord ouder. Want onze honden worden nooit echt helemaal volwassen. Als de baas of leider of ouder als roedelleider faalt, moet de hond zijn plaats innemen want een roedel zonder leider of ouderfiguur, is voor een hond is niet denkbaar.
Op het einde van deze fase luistert de hond, kent hij zijn plaats en maakt hij deel uit van de groep. Maar de opvoeding mag niet stoppen!
Bij wolven is het zo dat tot 11 weken elke geur en elk dier opgenomen wordt in de roedel. Vanaf ongeveer 12 weken is elke nieuwe geur een mogelijke indringer of vijand.
Tijdens de samenwerkings- of roedelfase (vanaf 16 weken) leert de pup volwassen gedrag en werk.
In deze periode vindt ook de tweede socialisatie- of angstfase plaats, waarin de hond plots angstig is ten opzichte van bekende dingen.
Het is belangrijk hier geduldig en stimulerend mee om te gaan in plaats van het gedrag te bestraffen.
Na ongeveer zeven maanden komt een nieuwe fase, de puberteit, en daarna de volwassen fase vanaf de seksuele rijpheid. De hond functioneert nu volledig mee in de roedel en kan worden opgeleid voor specifiek werk, zoals bewaken, als blindengeleidehond enzovoort.
Als je deze fases bekijkt, zijn er enkele belangrijke aandachtspunten:
– Jonge pups moeten de geur van honden en mensen kunnen waarnemen, zodat beide kunnen worden ingeprent.
– In de eerste weken moeten ze de gelegenheid krijgen om hun spel zowel op mensen als op honden te richten.
– Pups moeten de gelegenheid krijgen hun omgeving te onderzoeken, en deze moet rijk zijn aan prikkels.
– Ze moeten de gelegenheid krijgen om alles te ontdekken wat ze in hun verdere leven zullen tegenkomen.
– De pup moet van in het begin duidelijk gemaakt worden welke plaats hij inneemt in de roedel en de wetten en leefregels moeten hem worden bijgebracht.
– Een fokker heeft een enorme verantwoordelijkheid in verband met de inprenting en eerste socialisatiefase van pups. Hij dient hen bezig te houden en niet alleen maar op te voeden en te verzorgen.
– Pups die op een leeftijd van 3-4 weken in een menselijke omgeving terechtkomen zonder contact met soortgenoten, zullen zich op latere leeftijd asociaal gedragen ten opzichte van soortgenoten.
– De beste periode om een pup in huis te nemen is in de helft van de socialisatiefase. Hij heeft dan de leerschool van de teef en de andere honden achter de rug en er blijft nog tijd over om een band te vormen met de mens.
– Op de leeftijd van 8-12 weken hecht de pup zich sterk aan zijn omgeving en kan een plotselinge verandering hem behoorlijk uit zijn evenwicht brengen.
– Honden die een groot deel van de dag alleen thuis zijn omdat hun eigenaar uit werken is, kunnen zich sociaal geïsoleerd voelen en daarom gedragsproblemen gaan vertonen.
– Overmatige vertroeteling, voortdurende bescherming of de hond laten opgroeien in een prikkelarme omgeving beperkt de pup sterk in zijn ontwikkeling en ervaringsmogelijkheden.
De dieren zijn over het algemeen bang en vertonen vaak stressgedrag, zoals bijvoorbeeld in
rondjes lopen.
– Het weghouden van jonge honden bij andere mensen is erg schadelijk voor een goede socialisatie. Ook na de socialisatiefase is regelmatig contact met meerdere mensen
en dieren noodzakelijk.
Maand 6 tot geslachtsrijpheid (2 à 3jaar): de puberteit
De puberteit wordt ook wel eens de tweede angstfase genoemd, want de hond schrikt opeens weer van bekende dingen.
Hij gaat ook dingen doen om de rangorde te ondermijnen, zoals slopen, onzindelijkheid, weglopen, niet meer apporteren enzovoort. Het is belangrijk om in deze fase aan de rangorde te blijven werken.
Omstreeks deze tijd treden het ‘pootje heffen’ bij het urineren en de eerste loopsheid op. Als een teef voor de eerste keer loops is, zal ze zich normaal nog niet laten dekken omdat ze emotioneel nog niet volwassen is.
Het is mogelijk dat een teef binnen hetzelfde jaar een tweede keer loops wordt.
Na het tweede jaar is de hond volgroeid, lichamelijk en psychologisch, hoewel onze honden eigenlijk nooit echt volwassen lijken te worden.
Ik vind het onverantwoord om een teef te laten dekken voor ze deze leeftijd bereikt heeft.
De reu begint met het oplikken van urine en met het klapperen van de tanden.
In tegenstelling tot bij een teef valt bij een reu de emotionele en lichamelijke volwassenheid wel samen, maar dat gebeurt iets later dan bij de teef.
Tijdens de eerste twee levensjaren van een hond ervaren de meeste mensen miscommunicatie en ongewenst gedrag. De relatie moet worden opgebouwd, de hond moet leren gehoorzamen, getraind worden en zijn grenzen leren kennen.
De opvoeding en dus ook de meeste gedragsproblemen concentreren zich in de eerste twee levensjaren. In deze periode vindt ook de socialisatie, de tweede angstfase en de puberteit plaats.
We leven in een snelle maatschappij waar veel zaken vluchtig zijn en waar tijd geld is. De mens dreigt zijn geduld te verliezen, en geduld heb je nu net nodig als je honden wilt opvoeden en trainen.
Een hond kopen, hem leren gehoorzamen in tien lessen en klaar is de opvoeding. Dat werkt niet!
De haast die vaak gebruikt wordt bij het trainen van een hond werkt averechts.
Een hond opvoeden, trainen en begeleiden kost zijn hele leven, met de nadruk op de eerste drie jaar.
Een hond wist waar zijn grenzen waren in de nest bij zijn moeder. Hij gaat ons, zijn nieuwe roedel, ook uittesten en kijken hoe wij erop reageren.
Als wij zijn ongewenst gedrag niet corrigeren gaat hij over de grens en leert hij dat het kan.
Tijdens de opvoeding smeed je ook een band met je hond door ermee bezig te zijn, door rangorderegels toe te passen, door hem zo veel mogelijk mee te nemen, door ontspanning en (leer)activiteit te voorzien, door te reageren op oogcontact en door positief en gewenst gedrag te belonen.
Senior
Als de hond senior wordt, ontstaat een tweede belangrijke periode van zorg. Zijn zintuiglijke capaciteit en algemene gezondheid verzwakken.
Vaak ontstaan er gedragsproblemen door een medische oorzaak of door angsten van de oude hond.
Iedereen die honden fokt, opvoedt of zich bezighoudt met welke vorm van training ook, dient inzicht te hebben in de verschillende levensfasen. Deze zijn niet zwart-wit afgelijnd en kunnen verschuiven, afhankelijk van de hond zelf.
Als de hond senior wordt, gaat hij minder snel iets leren, verbruikt hij minder energie/voeding, zijn gewrichten en zintuigen kunnen minder goed mee, hij heeft minder energie enzovoort.
Over het algemeen is een oudere hond aan jou gewend en omgekeerd. Hij is opgevoed en zijn lichaamstaal en gedrag zijn duidelijk.
Waar houd je het best rekening mee?
Een hond die in de seniorfase van zijn leven is, is over het algemeen rustiger en heeft minder voeding nodig omdat hij minder energie verbruikt.
Het is belangrijk hier oog voor te hebben, zodat je voorkomt dat je senior zwaarlijvig wordt en bijgevolg extra druk op zijn bewegingsapparaat ervaart.
De botten en spieren worden over het algemeen brozer en stijver en kunnen niet zo goed tegen belasting, laat staan dat ze dan nog extra gewicht zouden moeten meedragen.
Oudere honden kunnen ook gaan dementeren.
Dit heeft tot gevolg dat ze minder snel en goed leren, minder onthouden, snel schrikken en op het eerste gezicht onverklaarbare angsten vertonen.
Een ouder wordende hond is vaak niet graag alleen.
Zijn zintuigen, vooral het gezicht en gehoor, takelen af.
Als je hond ineens niet meer gehoorzaamt, is het vaak een zintuiglijk probleem en heeft hij het wellicht niet gehoord.
Schuif je ouder wordende hond niet aan de kant, maar pas je aan, aan zijn wijzigende levensstijl en behoeften!
In welke fase zit jouw hond? Wat herken je wel/niet? Welke tips kan je hiero