Je vindt in de rassenencyclopedieën over honden hun individuele belangrijkste kenmerken en de oorsprong waarvoor ze gekweekt zijn. Daar wil ik het hier niet over hebben, men kan daarvoor die boeken verder raadplegen. Wel over het gemiddeld algemeen karakter per rassengroep en waar je als mens best rekening mee houdt. En dat je zo linken kan leggen tussen het huidig gedrag van je hond en wat zijn voorouders oorspronkelijk deden.
Voor je een hond aankoopt hou je best rekening met deze genetische aanleg en kijk je best goed na of dit soort hond bij jou en je gezin past.
- Herdershonden en veedrijvers, zoals: Duitse herdershond, border collie, bouvier, saarlooswolfshond, briard, schipperke, komondor, schapendoes, witte herdershond, …
Deze honden zijn gekweekt om een groep te drijven, bij elkaar en te bewaken. Ze werkten een hele dag, ook in slecht weer. Ze hebben dus beweging en uitdaging nodig, elke dag en niet enkel in het weekend als wij tijd hebben. Let erop dat u bij het gooien van stokken en ballen het initiatief van u uit komt. Sloopgedrag is bij deze rassengroep vaak het gevolg van te weinig beweging en uitdaging. Ze gaan bij wandelingen instinctief voor of achter de groep lopen. Ze zijn vaak heel zelfstandig maar kunnen niet functioneren of gelukkig zijn zonder een groep. Zet ze daarom nooit alleen in een hok, vanachter in de tuin. Als ze geen leiding krijgen nemen ze die zelf op zich en gaan ze corrigeren, dwingen, naar de hand zetten, … en ze worden dan ook vaak nerveus.
- Pinchers, schnauzers, molossers en zwitserse sennenhond, zoals: Argentijnse dog, bull mastiff, engelse bulldog, rottweiler, sharpei, sint-bernard, dwergpincher,sennenhond, …
Dit is de groep waak en verdedigingshonden voor het huis of op het strijdveld. Het zijn ook vangers en doders van ongedierte zoals ratten en muizen. Het zijn dus moedige, volhoudende honden die alles wat hun eigendom is (mensen, territoria, objecten) zal verdedigen. De hond moet zelfstandig zijn en zijn baas verdedigen maar ook gehoorzaam zijn naar diezelfde baas. Die tweestrijd geeft soms aanleiding tot conflicten. Zeker als hij enkel af en toe eens bij de roedel mag en verder alleen op het erf zit.
- Terriërs, zoals: jack russel, am staffordshire terrier, cairn terrier, bull terrier, yorkshire terrier, schotse terrier, foxterrier, airedale terrier, kerry blue terrier, …
Door hun werk in of bij de grond (als doder van wild en ongedierte) kreeg deze hond de naam van terriërs, afgeleid van het woord terra of aarde. Het zijn harde, moedige, vasthoudende (letterlijk) en koppige honden van aard die een hoge pijndrempel hebben. De kleine formaten worden vaak onterecht behandelt als een schoothond, wat ze dus niet zijn. Ook al zijn ze klein ze zijn even dapper als hun grotere rassengroep genoten en gaan zonder aarzelen dingen aanvallen die groter zijn als zij. Deze rassengroep moet zeer zelfstandig zijn (vooral onder de grond), zowel naar baas als naar andere honden roedelgenoten toe en zijn dus zeer op zichzelf gesteld. Ze hebben leiding, geduld, inzicht en gehoorzaamheid nodig en moeten goed gesocialiseerd worden met andere honden en dieren, zoals bijvoorbeeld katten. Ze graven heel graag (eventueel ten koste van uw bloemenperk) en zoekspelletjes.
- Dashonden, zoals: een ruwharige dwergteckel, een kaninchen gladharige teckel, …
Dashonden bestaan in drie groottes en drie vachttypes. Ze werden gebruikt in de jacht en hebben vergelijkbaren doorzettingsvermogen en koppigheid als de terriërs, maar zijn minder agressief. Duidelijke leiding en veel beweging (ook in het water) is een must.
- Spitzen en oertypen, zoals: akita inu, chow-chow, pharaohond, siberische husky, alaskan malamuta, basenji, laika, samojeed, podenco canario, …
Deze rassengroep is een verzameling van verschillende honden met verschillende taken gaande van de jacht, waken en verdedigen, slee trekken tot voedsel voor de mens. Voor alle rassen geldt dat ze hard werken ook onder barre weersomstandigheden en dat ze over het algemeen zacht van aard zijn. Ze hebben wel de neiging hun omgeving te controleren en naar de hand te zetten en vaak trekken ze ook aan de leiband of breken ze uit. Ze hebben veel beweging nodig!
- Lopende honden (brakken), zweethonden en verwante rassen, zoals: basset hound, beagle, bloedhond, Duitse brak, foxhound, rhodesian ridgeback, laufhund, otterhound, …
Dit zijn honden die (bloed)sporen volgen, vaak in groep, al blaffend. Ze zijn zo gedreven en geconcentreerd dat bijna niets hun van hun spoor en doel kan afbrengen. Controle over drift en specifieke training hieromtrent is dan ook een must als je wil dat je hond naar je toekomt als je hem roept en hij iets geroken heeft. Het zijn honden die veel beweging nodig hebben.
- Staande honden, zoals: épagneuls, setters, bracco italiano, Drentse patrijshond, duitse staande hond, heidewachter, pointer, vizsla, …
Deze rassengroep dankt zijn naam aan het voorstaan of aanwijzen van hun prooi door er roerloos voor te gaan staan. Belangrijk is dat je jouw hond niet te ver van je laat weggaan om wild te zoeken. Ongehoorzaam gedrag dat zelfbelonend werkt doordat de hond heeft kunnen speuren en jagen, gaat zich herhalen. Ze hebben veel beweging nodig zoals fietsen en hardlopen.
- Retrievers en waterhonden, zoals: waterspaniël, Amerikaanse cocker spaniël, engelse springer spaniël, flatcoated retriever, golden retriever, kooikerhondje, barbet, …
De spaniëls gaan wild opsporen in de struiken en na het schot apporteren. Retrievers gaan (ook in het water) geschoten wild apporteren. Verveling zorgt voor gedragsproblemen bij deze zachtaardige honden: stelen, vernielen, ongehoorzaamheid, niet loslaten, weglopen enzovoort. Ze kunnen enorm koppig en vasthoudend zijn wat apporteren betreft. Ze hebben dus wel degelijk training en opvoeding nodig.
- Gezelschapshonden, zoals: franse bulldog, cavalier king charles spaniël, mopshond, maltezer, papillon, pekinees, shih-tzu, bachon frisé, havanezer, leeuwhondje, chihuahua, …
Doordat ze gefokt zijn op het (kleine) uiterlijk en enkel gebruikt worden als gezelschapshond hebben ze weinig of geen oorspronkelijk functie. Vaak worden ze onterecht als kleine mensjes behandelt en gedragen ze zich niet meer als hond, met alle gevolgen als ze een (grotere) andere hond tegenkomen. Ze geven zich niet vaak over omdat ze te fier of dominant zijn of omdat ze het niet meer geleerd hebben. Vaak terroriseren ze ook het gezin want ze mogen alles en zijn vaak rotverwend.
- Windhonden, zoals: Afrikaanse windhond, barsoi, deerhound, geryhound, Ierse wolfshond, saluki, whippet, Italiaans windhondje, …
Deze groep van jachthonden jaagt op het oog en niet op de neus. Ze zien het wild van ver en jagen op afstand en snelheid. Ze worden ook in de rensport gebruikt. We hebben vaak niet genoeg plaats om ze los te laten lopen dus vaak geldt een losloopverbod, zeker omdat het uren en kilometers kan duren voor ze de weg naar hun baas terug vinden. U moet ze dus ook voldoende maar gecontroleerde beweging geven.
Verder zijn er natuurlijk nog rasloze of straathondjes, zoals ze doorgaans genoemd worden. Belangrijk is om te kijken welke rassen hier oorspronkelijk aanwezig waren om zo de dominante kenmerken te kunnen bepalen.
Herken je jouw hond in een bovenstaand karikatuur of ‘wijkt hij/zij helemaal af’? Zijn Er typische gedragingen die hij/zij doet die je ontdekte? Hoe ga je ermee om?
Laat het ons weten in het onderstaand commentaar vak.